Hoofdstuk 2 – Een moeilijke jeugd

door | okt 24, 2018 | Mijn verhaal | 0 Reacties

Toen ik veertig was vertelde mijn moeder over de zorgen die ze had na mijn geboorte. Ze vroeg zich af of ik doof en blind was. Ze zei:
“ Je lag maar stil in je wieg, maar je hebt nooit gehuild. Toen je drie maanden oud was, besloot ik om je 24 uur geen melk te geven, zodat je maar zou huilen. Toen je na 24 uur nog niet gehuild had, kon ik het niet meer verdragen en gaf je weer de borst. Samen met een vriendin gingen we naar de huisarts. In de wachtkamer nam mijn vriendin je op haar schoot en zei: Kom Téo, toon me nu eens dat je me hoort. Je reageerde met een glimlach. De dokter zei dat je kon zien en horen. Je was wel een heel stil kind.”
Het gevolg was wel dat ik in de eerste jaren weinig aandacht kreeg, omdat mijn twee oudere broers heel veel van haar opmerkzaamheid opeisten.
Hierover te schrijven maakt me een beetje nerveus. Het terugtrekken in stilte is een bescherming geweest, maar ook een zwakte waar ik tot  vandaag nog last van kan hebben. Als ik oppositie ervoer of een intens meningsverschil, met een krachtige persoonlijkheid of in bepaalde situaties, dan ging ik al snel in een overleving houding. Dan werd ik stil en trok me terug. Bovendien is er ook nog de psychologische bomschade van WWII en wat er daarna gebeurde. Als volwassene waren er tijden dat ik dan, als verlamd, niets deed en geen woord kon uitbrengen en dat op momenten dat ik iets had moeten zeggen of doen. Dit heeft mijn huwelijk geen goed gedaan en het veroorzaakte negatieve reacties met sommigen waar ik mee samen werkte. Ik was ook niet zo sociaal. Ik schrijf was, want ik weet dat God  in zijn genade diepere genezing gaf. Deze genezing zette zich door in de laatste jaren, als gevolg van een andere kerkstructuur. Als Protestant was ik een leider, maar ik had niemand aan wie ik verantwoording af moest leggen. In een betrekkelijk kleine cirkel was ik in Nederland een ervaren zielzorger. Nu als een diaken in de RK Kerk werk ik binnen een structuur en heb ik mensen boven me. Dit heeft me ook een nieuwe innerlijke rust gegeven.
.
De gevolgen van WWII
Mijn ouders werkten met de Duitse bezetter. Ze nodigden een Oostenrijkse soldaat uit om samen met ons Kerstfeest te vieren. Ik herinner me nog helder hoe, terwijl we ´Stille Nacht, Heilige Nacht´ zongen. De soldaat begon te huilen en zei:
“Ik wil deze oorlog helemaal niet, maar ik moest wel.”
Toen we in 1948 allemaal weer bij elkaar waren, werd er geen woord meer gezegd over de WWII. Ik ontdekte bepaalde facetten toen ik terugkeerde uit Thailand in 1975. In januari 2015 kon ik in den Haag in het Rijks Archief de dossiers doorkijken van mijn ouders en wat er allemaal verzameld was. Ik las dat mijn moeder heel fanatiek NSB’er was, nog meer dan mijn vader. Haar ouders waren arme, Godvrezende boeren. Harde werkers met een ongelooflijke veerkracht. Mijn moeders woede om de armoede die ze leed in haar jeugd, had haar vastberaden gemaakt om zich hier niet stil bij neer te leggen. Ze wilde er iets tegen doen. Samen met mijn vader werd ze lid van de NSB. Moeder collecteerde voor de Partij. In de dossiers vond ik weinig over mijn vader, behalve dat hij burgemeester was in Sas van Gent. Ik herinner me één foto waar mijn vader opstond in een zwart uniform. Volgens een oom had hij een positie in de NSB in Amsterdam.
Een Joodse familie woonde in onze straat. Ze hadden een jongen van mijn leeftijd. Mijn ouders hadden nooit iets negatiefs over de joden tegen me gezegd en ze vonden het goed dat we samen speelden. Op een dag dat ik naar hem toeging keek ik, door op mijn tenen te staan, de eetkamer in. Ik zag dat de ontbijttafel was klaargezet, er was verder niemand. De volgende dag ging ik weer en was er nog niets veranderd. Ik vertelde mijn moeder “mijn vriend schijnt weg te zijn”. Ik herinner me nog haar droevige ogen. Dat vertelde me dat er iets ergs gebeurd moest zijn. Ze antwoordde eenvoudig: “ja ze zijn weg.”
Mijn ouders werden al spoedig gedesillusioneerd met de Duitsers. In 1943 kon mijn vader Burgemeester van Sas van Gent (in Zeeuws Vlaanderen) worden. Dit gaf hem de kans om zich wat van de Duitsers af te keren. Hij zocht het goede voor zijn mensen. Als de Gestapo een razzia van plan was, moesten ze altijd eerst de burgemeester op de hoogte stellen. Pa maakte dan een aantekening en legde dat op zijn bureau. Hij wist dat een van zijn beambten contact had met ´de Ondergrondse´ en die kon hen dan informeren.
Ik weet nog hoe op een schemerachtige namiddag, twee SDers op ons huis afliepen. Pa zei: “Téo, ga naar de badkamer en doe de deur op slot”. Net voor ik de deur dicht deed zag ik hoe pa een pistool uit een dressoir la haalde en het bij zich stak.
35 jaar later (!) vertelde mijn vader wat er gebeurde op die namiddag. De twee SDers kwamen met hem praten over de “informatie lek”. Ze wilden  een val op te zetten om de verrader te pakken. Pa speelde het spel mee. Ze hebben nooit uitgevonden dat hij “het lek” was. De politieke situatie werd in september van 1944 nogal gespannen. Mijn ouders dachten aan een mogelijke opstand, omdat ze als nazi’s werden gezien, konden ze het doelwit worden. Daarom besloten ze dat het beter was als ma, mijn drie-jaar oudere broer Rien en ik, naar Duitsland zouden gaan.
In Duitsland 
Reizen naar Duitsland was geen sinecure. Onze trein werd aangevallen door Geallieerde Bommenwerpers. Verschillende keren moesten we uit de trein springen en probeerden we ons te verbergen in een greppel. In ieder geval kwamen we in Mesmerode aan, een dorpje in de buurt van Hannover. In de dorpsschool pikte ik zo mijn eerste Duits op. Eén voorval is nog steeds helder voor ogen. We waren aan het spelen in de weiland achter ons huis. Een Brits gevechtsvliegtuig zag ons. Ik denk dat hij mogelijk zijn vrouw en kinderen verloren had in de bombardement van London, want hij probeerde  ons in ieder geval te doden. Na een korte, scherpe bocht kwam hij heel laag aanvliegen. Mijn broer Rien verborg zich achter een berkenboom. We vonden daar later nog een rij kogels in. Ons Duitse vriendje probeerde naar huis te rennen, maar werd in de heup geschoten. Ik stond aan de grond genageld te kijken. Ik zag ons vriendje vallen en keek naar het vliegtuig. Hij gaf nog niet op, maakte nog een cirkel en kwam opnieuw. Ik rende al gillend naar huis en hij miste me. Nog gaf hij niet op, terwijl hij opnieuw terugkwam, kon ik me in de armen van mijn moeder laten vallen. Ze trok me het huis in.
We vierden Kerst 1944. Ma kreeg twee ganzen nekken van de boerin die zei dat ze er soep van kon koken. Ma bedankte haar en we gingen naar onze kamer. Er stond een grote houtkachel. Ma gooide de twee ganzen nekken in het vuur en zei: “kook er zelf maar soep van.” Jaren later hebben we hierom nog moeten lachen. Ik herinner me ook nog de smaak van de heerlijke ´plaatkoeken met zwarte bessen`.
 De Bombardementen kwamen steeds dichterbij. Ik zie nog de gele gloed van de brand in Hannover voor me. Een Britse bommenwerper was neergeschoten en het wrak lag in een wei in de buurt van het dorp. Ik ging ook kijken. We konden er zelfs in komen. Het grote raam achterin het vliegtuig fascineerde me. De Duitsers verloren de oorlog. De Russen kwamen steeds dichterbij. Ma besloot om naar Nederland terug te gaan.
.
Terug in Nederland
We kwamen in een kleine stad op de grens van Nederland en Duitsland. We konden bij iemand op zolder slapen. Moeder was ziek. Een avond gingen de luchtalarm sirenes weer af. Ze kon niet meer naar de kelder gaan en zei:
“Kom jongens, zit dicht tegen me aan. De bom raakt ons dan alle drie gelijk, dan gaan we samen dood.”
Ik trilde van de zenuwen. Moeder begon met het “Onze Vader”… na een paar zinnen praatte ze gewoon met God alsof Hij bij ons was. Ze bad voor onze bescherming en voor vrede. Een diepe rust kwam over me. Ik merkte hoe mijn trillen was opgehouden. Dit was mijn eerste ontmoeting met wat ik nu Krachtige Vrede noem.
Terwijl ik dit schrijf komt er ineens weer een herinnering boven. We werden naar Assen getransporteerd. Een paard en wagen was beladen met kolen, op weg naar de gasfabriek. Mijn broer Rien zag enkele kolen vallen omdat er gaten in de zakken zaten. Hij rende achter de wagen aan en raapte een paar kolen op. De volgende keer dat die wagen weer voorbij reed stond hij klaar. Hij had een emmer en maakte een gat nog groter en vulde zo de emmer. Trots kwam hij thuis. Ma vertelde hem streng dat dit niet kon. “Straks komt de politie er nog bij”…
We gingen met een legertruck naar Groningen. Een Brits vliegtuig zag ons. Hij maakte een bocht en zou binnen enkele tellen ons kunnen bereiken. Gelukkig waren we vlak bij een “Kathedraal van bomen” (een stuk van de weg waar de bomen links en rechts elkaar in de kruinen raken). We kwamen er net op tijd aan, spongen uit de wagen en verscholen ons achter de bomen. Het vliegtuig scheurde over ons heen, maar zag ons niet. Dat was maar op het nippertje.
We werden in naar een heel klein huisje in Hoogkerk, vlak bij de stad Groningen gebracht. Pa had intussen ontslag genomen als burgemeester, hij vond uit waar we waren en we hadden even weer het gezin compleet. Het was vroeg in april. Nog drie maanden, dan zou ik acht jaar worden. De laatste dagen van april waren gespannen.
Een herinnering: Ik zag hoe twee Duitse soldaten in een officiers wagen in de richting van ons dorpje reden. Een Nederlandse lid van de Ondergrondse schoot op hen. De auto reed gierend achteruitrijdend terug, terwijl een Duitser terugschoot, ze konden op deze manier ontkomen.
Mijn vader was begin mei op een fiets met houten banden, over de Afsluitdijk, naar Alkmaar was gefietst. Hij bleef een week ondergedoken bij een tante, totdat de eerste golf van wraakgevoelens voorbij was. Toen is hij naar de politie gestapt en heeft hij zich zelf aangegeven.
Een Nederlandse soldaat kwam naar ons huis om Pa te arresteren. Ik stond voor het huis. Hij liep op me af, zette een pistool tegen mijn slaap en zei:
”Al je niet vertelt waar je vader is dan schiet ik je nu dood.”
Ik kon geen woord meer uitbrengen. Ik verstarde en gaf een doodsschreeuw. Moeder rende op ons af, als maar verwensingen schreeuwend. Met haar handen duwde ze hem luid scheldend van mij af. Haar woorden hadden doel getroffen. Met gebogen hoofd liep hij weg. Terugkijkend kan ik alleen maar zeggen dat ik “innerlijk dood” was. Een nog stillere periode van mijn leven brak aan. Een diepe depressie was actief totdat ik twaalf was. Het hele voorval was begraven tot 1972, toen ik zendeling was in Thailand.
We werden naar de suikerfabriek gebracht, daar was prikkeldraad om heen gezet en werden we met andere vrouwen en kinderen opgesloten. Na een poosje werden we weggehaald van ma en naar een kindertehuis in Groningen gebracht. Daar heb ik een nare ontmoeting gehad met een pedofiel. Omdat mijn ouders uit Zeeland kwamen werden we naar Haamstede gebracht. Daar was een kasteel dat ingericht werd als kindertehuis. Op een dag wandelde ik de kleuter afdeling binnen en zag een vitrine met speelgoed. Daar lag een houten autootje ondersteboven voor Téo stond er op. De é op mijn naam is uniek in Nederland. Ik begreep dat mijn vader die voor mij gemaakt had. Ik opende de deur en pakte het. Een van de leidsters zag wat ik deed en trok het autootje uit mijn handen.
“Daar ben je veel te oud voor”.
Ze pakt me beet en zet me buiten de deur. Ik was wit-heet van woede. Ik had gehoord dat ze iets beneden moest gaan halen. Snel de wenteltrap af naar een kast met een bijl. Er stond in een stoel, ging er opstaan  en stond klaar om haar de hersens in te slaan. Een oudere jongen zag wat ik wilde doen en rukte de bijl uit mijn handen. Op dat moment komt de leidster de trap af. Ze suist langs ons heen, de jongen had de bijl achter zijn rug verborgen. Hij heeft me bewaard zodat ik niet iemand heel erg pijn kon doen.

Zing liederen voor de Heer, vrienden van God, en prijs zijn heilige naam.

%d bloggers liken dit: